DAG 10 : FORET D’ESQUERDES – SPYKER : Nelson voortvluchtig
30 juni 2020
Rond halfacht word ik wakker uit een heftige droom waarin actrice Lea Thys wulps in het rond danst terwijl ze een elastieken stoel boven haar hoofd zwiert. Raar, ik weet het, maar daarom is het een droom.
Ik hoor een miezerige regen op het tentzeil tokkelen en moet meteen de slaapzak uit om te gaan pissen.
Ik sta met mijn slaapkop richting struiken gedraaid en laat het nachtelijk water lopen. Dan besef ik dat het achter mij verdacht stil is. Ik draai me om en zie… dat Nelson niet meer achter zijn omheining staat! Ik speur links en rechts de landweg af, maar hij is nergens te zien.
Een van de paaltjes van de omheining ligt plat op de grond. Ik vloek, spring mijn tent in en trek mijn kleren aan. Er flitst vanalles door mijn hoofd. Is hij op eigen initiatief ontsnapt? De elektriciteit stond toch aan? Dat heb ik gisteravond nog gecheckt. Hij zal toch niet gestolen zijn zeker? Er zijn gisteren wel een viertal auto’s op deze weg gepasseerd. Ik verdenk meteen de twee louche types die gisteravond honderd meter verderop stopten en dan met hun geweren gingen jagen. Of hebben de knallen van hun geweren hem opgeschrikt? Nee, dat kan niet, want ik heb maar één knal gehoord en toen bleef Nelson rustig staan. Hoe dan ook, ik moet hem gaan zoeken. Ik neem mijn kleine rugzak met alle waardevolle spullen en een halster mee en laat al de rest in de gesloten tent liggen.
Welke kant moet ik uit? Ik gok op de richting van waaruit we gisteren kwamen, vermits hij elke morgen zin had rechtsomkeert te maken.
Ik check de weide waar we gisteren gepicknickt hebben. Niets te zien. Ik loop verder de landweg af. In de verte zie ik iets donkers met iets wat op een staart lijkt. Zou dat Nelson zijn? Als ik dichterbij kom, blijkt het een houten bord met een uitgerafeld touw dat zwaait in de wind…
Ik loop verder. Shit, wat te doen als hij gestolen is? Ik weet dat hij een chip draagt in zijn linkerschouder, maar die is door een gps-systeem niet te traceren, heeft Joris me gezegd.
Ik moet koste wat kost de politie bellen, maar de batterij van mijn smartphone is zo goed als leeg. Trouwens wat is het nummer van de politie hier in Frankrijk? Ben ik vergeten op te zoeken. Voor ik dat op Google gevonden heb is mijn batterij leeg.
Ik kom aan de eerste huizen van het dorp Esquerdes. Ik kan daar gaan vragen om de politie te bellen. Die mensen moeten het nummer wel kennen. Ik klop aan bij het eerste huis. Door het raam zie ik iemand bewegen binnen, maar niemand komt open doen. Soit, het huis daarnaast dan maar. Hier hebben ze gelukkig een bel. Een man met een omhoog geslapen haardos komt in ochtendjas opendoen. Ik leg hem de situatie uit en hij is zo vriendelijk de lokale politie te bellen. Hij geeft me zijn gsm wanneer een agent opneemt. Ik leg hem de situatie uit.
“Ja, meneer, geeft u me eerst maar eens uw volledige naam en adres,” klinkt het aan de andere kant van de lijn.
Voor hij “De Keersmaecker” helemaal genoteerd heeft zijn we al een paar minuten later. Ik verlies mijn geduld en leg de man geduldig uit dat Nelson zich misschien op zijn eentje op een drukke weg bevindt en dat een ongeval vlug gebeurd is.
“Ik geef u mijn collega door,” hoor ik hem zeggen. Mijn adres is blijkbaar niet meer zo belangrijk.
“Hallo, meneer,” hoor ik nu een vrouw zeggen, “er is een loslopende ezel op de weg gesignaleerd op zo’n vijftien kilometer van waar u zich bevindt. Dat zal die van wel niet zijn zeker?”
Ik vraag haar de ezel te beschrijven.
“Groot, zwart, met lange oren en een grijze buik.”
“Dat is hem, mevrouw, daar hoeft u niet aan te twijfelen.” Hoe groot is de kans dat er op ditzelfde moment nog zo’n viervoeter in deze streek op wandel is, denk ik bij mezelf.
“En u woont dus op de Route de Wardes in Esquerdes?”
“Nee, ik ben een pelgrim die met zijn ezel de Via Francigena volgt.”
“Wat is dat die Via Francigena?” vraagt de agente.
Ik zucht. “Hoe dan ook, ik wil hem zo vlug mogelijk vangen voor hij ongelukken begaat!”
“Ok, dan moet u zo vlug mogelijk naar Moringhem rijden, meneer.”
Moringhem, daar zijn we zondag gepasseerd… Die dekselse langoor volgt gewoon de route die we de afgelopen dagen gevolgd hebben.
“Mevrouw, mijn enige transportmiddel was die ezel. Als ik er te voet naartoe moet, haal ik hem nooit in.”
“Ah, je vois…”
“Kan u geen patrouille die in de buurt is naar hier sturen?”
“Maar u hebt gezegd dat u in het woud van Esquerdes kampeert!”
Ik spreek nochtans duidelijk Frans, maar blijkbaar is luisteren niet de sterkste kant van de Franse politie. Ik geef haar het adres van de man nogmaals door (had ik al gedaan aan de eerste agent).
“Goed, we sturen een patrouille.”
De meneer in kamerjas heeft medelijden met mij en vraagt me binnen voor een koffie. Zijn tienerzoon is door de commotie wakker geworden en zit met spleetoogjes aan de keukentafel. Vanuit de keuken hebben ze een uitzicht op de landweg. Maar ze hebben gisteravond geen ezel zien passeren. En vannacht ook niet, voegt de zoon eraan toe, want ik heb hier in de keuken tot vijf uur zitten gamen.
Door de sterke espressokoffie begint de adrenaline door mijn lichaam nog sneller te stromen. Een tiental minuten later arriveert de politie. Ik spring de wagen in en leg hen de situatie in het kort uit.
“Ondertussen is hij door iemand anders nog verderop tussen Moringhem en Mentques gesignaleerd,” zegt de oudste agent. Inderdaad, Mentques, daar hebben we zaterdag gelogeerd. Zeg nu nog eens dat een ezel dom is.
Met loeiende sirene banen we ons een weg door de drukke ochtendspits. De agenten vloeken als de automobilisten niet direct plaats voor hen maken. Het gaat de hele tijd van connasse, putain bouge, imbécille, tu es sourd ou quoi?”
Een paar kilometers voorbij Moringhem zien we in de verte een paar auto’s naast de weg geparkeerd staan. We komen naderbij en in de verte in de hoek van een veld zie ik Nelson staan.
Ik stap met de halster uit de politie-auto en vergeet bijna mijn rugzak op de achterbank. Ik kan de agenten nog net bedanken voor ze er vandoor gaan naar het volgende noodgeval. De bestuurder van een van de gestopte auto’s vertelt me dat Nelson in het midden van de weg stond en dat hij hem op het veld heeft kunnen jagen.
Met de halster achter mijn rug verborgen stap ik langzaam naar Nelson toe die zo’n honderd meter verder luzerne staat te grazen. De behulpzame automobilist volgt me. Ik moet het voorzichtig aanpakken, je weet maar nooit dat Nelson het achterliggende bos inloopt en wat dan gedaan? Hij loopt een stuk sneller dan ik.
Ik roep zijn naam met mijn meest stroperige stem. Nelson spitst zijn lange oren en kijkt op. Ik denk even dat hij aanstalten maakt er vandoor te gaan… Maar nee, het omgekeerde gebeurt: hij komt dartel recht naar me toe gelopen alsof ik een vriend ben die hij sinds het begin van de coronacrisis niet meer heeft gezien. Hij legt zelfs zijn hoofd op mijn schouder en streelt mijn wang met zijn ezelbaard. De sakkerse komediant!
Ik fluister hem lieve woordjes toe en doe voorzichtig de halster om. Nelson laat begaan en briest alsof hij tevreden is dat we samen gaan wandelen… Nee, we zijn nog niet aan de nieuwe patatten, denk ik als ik gezapig met hem terug naar de weg wandel. Maar voor mij was dit de druppel die de emmer der eigenzinnigheid doet overlopen. Sorry Nelson, maar ik heb het gehad.
Hellingen, pootwonden, windmolens, spoorwegovergangen, als hij de weg terug kan gaan, trekt hij zich daar blijkbaar geen snars van aan. Op een paar uur heeft hij bijna twintig kilometer afgelegd! Een parcours waar we twee dagen over gedaan hebben! Met dertig kilo bagage op zijn rug, ok, maar dan nog.
Ik bedank de behulpzame automobilist die uiteraard nog een selfie met Nelson neemt.
Geen denken aan dat ik het hele stuk terug naar mijn tent met Nelson ga afleggen zonder eten of drinken. Het is trouwens serieus aan’t regenen, gelukkig heb ik mijn waterdichte regenjas vanmorgen nog mee gegrist. Nee, ik zie maar één oplossing. Ik bel Jean-Philippe (dat was zo afgesproken in noodgevallen) en begeef me richting café in Mortque waar we zondagmorgen vertrokken zijn. Nelson volgt me als een onschuldig schoothondje zonder ook maar één keer tegen te stribbelen…
De eerste persoon die we in Mortque tegenkomen is Antoine op zijn tractor. Ik vertel hem wat er gebeurd is.
Hij schudt zijn hoofd begrijpend: “Ja, wij hadden ooit een stier die ’s nachts was losgebroken en zo op de autosnelweg was terechtgekomen. Ze hebben de snelweg uren moeten afsluiten. Achteraf kregen we een astronomische boete in de bus… Dus, wees blij dat je Nelson zo vlug hebt kunnen vangen en dat de politie je geen boete heeft aangerekend.”
Ik vraag hem zijn gsm-nummer in geval we hem zouden nodig hebben om Nelson in de aanhangwagen van Jean-Philippe te krijgen.
Aan de kerk van Mortque sla ik met Nelson af, recht de binnenkoer van “Café chez Marie” op. Er hangt warempel nog een verroeste metalen ring in de muur uit ver vervlogen paardentijden waaraan ik Nelson kan vastbinden. Met een driedubbele knoop wel te verstaan…
Dorst heeft hij wel na zijn avontuur
Mijn maag is al een tijd aan’t grommen. Marie serveert me een grote kop café-crème en een paar suikerwafels die ik als een gretige wolf naar binnen speel. Ik laad mijn gsm op en bel Joris om hem van het voorval op de hoogte te brengen.
Een uurtje later rijdt Jean-Philippe met zijn auto en aanhanger het erf op. We drinken nog een koffie en gaan dan aan de slag om Nelson met een ketting achter zijn billen de wagen op te krijgen. We puffen en zweten als dwangarbeiders, maar Nelson verzet zijn poten voor geen millimeter. Tijd om Antoine te bellen. Die weet van aanpakken. Hij heeft een groot breed lint bij waarmee ze de koeien voor het slachthuis de camion in manoeuvreren. Maar lint of niet, hoe hard we ook trekken, Nelson wil zelfs zijn voorpoten niet op de opstapplank zetten. Het is pas wanneer Antoine zijn schouders volledig onder het achtersteven van Nelson zet dat er beweging in komt. Wij trekken aan het lint en Antoine duwt zo krachtig dat Nelson’s achterpoten op een bepaald moment een meter van de grond bengelen. Maar erin gaan zal hij!! Nog een stevige duw van de beresterke Antoine en onze koppige ezel zit eindelijk op de wagen. Terwijl Antoine hem tegenhoudt, sluit ik vliegensvlug de achterklep. Gelukt! Leve de robuuste Franse boerenzonen!
Jean-Philippe voert me 20 kilometer terug naar mijn achtergelaten tent. Ondertussen hebben we het over de kuren van Nelson. Als ezelkenner verzekert hij mij dat als een langoor heel de tijd over en weer loopt in zijn wei hij gestresseerd of gefrustreerd is en helemaal niet gerust op de plek waar hij zich bevindt. Het feit dat hij zo ver weggelopen is, duidt er ook op dat hij heimwee heeft naar zijn kudde. Ik blijk dan toch niet ezelwaardig genoeg om hem een kuddegevoel te geven. Jean-Philippe geeft me gelijk als ik zeg dat het geen zin meer heeft om de Francigena nog verder af te lopen met Nelson. Zelfs een ezeltherapeut zou hem daar niet meteen kunnen toe aanzetten.
Verwijzend naar de grote filosoof, Siddartha Buddha, zou ik zeggen: je kan proberen iets te veranderen aan een onvoordelige situatie, maar als dat niet lukt, leg je je er maar beter bij neer en aanvaard je de dingen zoals ze zijn. Wel, dat is exact wat ik ga doen.
Terug aan de tent stel ik vast hoe Nelson is kunnen ontsnappen. Op de schrikdraad zit nog een miezerig stroompje elektriciteit waarmee je nog geen muis zou kunnen tegenhouden. Een paaltje omver trappen was op die manier kinderspel.
Als alles ingepakt is rijden we meteen door naar Spyker waar Claudine ons opwacht met een heerlijk (maar laat) middagmaal. Nelson is blij als een kerstekind om eindelijk terug twee soortgenoten te zien: de ezelinnen Isa en Padecrete.
Ok, tijd om een kleine balans op te maken. Wat hebben we uit dit tiendaagse avontuur geleerd?
- Dat dit wegens de corona-toestand een lange trainingsweek geweest is die normaal in maart in de Ardennen had moeten plaatsvinden. Eigenlijk beter dat we
hier getraind hebben, want in de Ardennen zijn de hellingen nog steiler en daar moet Nelson als ezel “du plat pays” niet van weten.
- Dat Nelson een absolute afkeer heeft van een stevige wind op kop, maar dat had ik thuis al geconstateerd
- Dat hij zich als “Vlaamse verkavelingsezel” veilig voelt in dorpen en vlakbij gebouwen: daar stapt hij zonder aarzelen door
- Dat Nelson wat eten betreft koppig kan zijn als een tegendraads kind: eerst wil hij langs de weg alles grazen wat in zijn blikveld komt en als ik hem vijf minuten
later op een vette malse grasweide zet om samen te lunchen, heeft hij geen honger meer en staat hij nukkig te wezen als een verwend kind dat zijn spinazie
niet wil opeten
- Dat hij een uitstekende acteur is: doen alsof hij afziet van een kleine snee aan zijn poot en alsof hij doodop is en dan in galop twintig kilometers afleggen in
een paar uurtjes
- Dat hij ondanks alles toch lief en aanhankelijk blijft: ik was bijna ontroerd toen hij vanmorgen in het veld zo enthousiast op me toe kwam gelopen (of was dat
ook komedie?)
- Dat ik ondanks alles toch met volle teugen genoten heb van onze tocht samen en ik hoop voor hem hetzelfde. Dus bedankt Nelson en proficiat met je
doorzettingsvermogen (in welke richting dan ook)
Conclusies in het algemeen over ezels en lange pelgrimstochten:
- Religieus aangelegd zijn ze niet, want het doel van de tocht, een “heilige” plaats bezoeken, kan hen aan hun reet roesten
- Dat een ezel volgens mij van kleins af aan opgeleid moet worden om steeds verder door te dringen op onbekend terrein. Achteraf gezien verwondert het me niet dat Nelson telkens na de eerste vijf à zes kilometers goed doorgestapt te hebben, wou rechtsomkeert maken. Tijdens zijn opleiding die in september 2019 begon, stapten we bijna altijd die afstand om dan naar zijn weide en zijn gezellen terug te keren.
- Dat een ezel een compleet andere logica heeft als een mens: een windmolen op vijf kilometers afstand maakt hem doodsbang, maar een gevaarte van een maaipikdorsmachine dat rakelings langs zijn ezelsvel schuurt, laat hem onberoerd.
- Dat een ezel allesbehalve dom is: hij kan op een onfeilbare manier een volledig traject van dagen geleden langs exact dezelfde weg teruglopen zonder hulp van gps of app en dat dan nog voor een deel tijdens de nacht. Doe hem dat maar eens na als mens!
Tot slot: wat de cijfers van de dag betreft:
Proficiat Nelson, je hebt alle records verpulverd en hebt in minder dan vier uur (schat ik) een halve marathon gelopen aan een snelheid van minstens 5 kilometer per uur, een verdubbeling van je vorig record! Hier is je olympische medaille…
Zo beste bloglezers, zo stopt mijn avontuur met Nelson (Joris komt hem hier zaterdag oppikken), maar… niet mijn Francigena-tocht. Ik heb besloten de weg verder alleen met een rugzak af te leggen. Deze namiddag ben ik heel de tijd in de weer geweest met het elimineren van “overbodige dingen”. Mijn Canon-reflexcamera, mijn tent, mijn slaapzak, mijn luchtmatras, mijn gps, mijn scheergerief, soit alles wat ik kan missen, laat ik hier om mee te geven met Joris. Ik heb zolang gewikt en gewogen tot ik nog een lading van zo’n 11 kilo overhield. Hopelijk is dat niet te zwaar om dragen. Maar ook hier moet ik Nelson dankbaar zijn: op die tien dagen tijd zijn mijn armspieren in volume verdubbeld door het trekken aan koorden, emmers water aan te zeulen en zadeltassen op en af te laden J
Afspraak morgen voor het vervolg van de tocht…
Rechts het gerief dat ik achterlaat, links de rugzak die ik van Jean=Philippe geleend heb
Muziekje van de dag:
“Runaway” (Del Shannon), 1961
Ja was al vlug duidelijk dat je met Nelson er niet zou geraken, maar dat hij zo op eigen houtje de hele weg terug begonnen was, dat is straf !
Een heel moedige beslissing om dit alleen met je rugzak te doen, ben benieuwd hoe veel km je nu per dag zult afleggen.
Succes met het vervolg van je trip !
Buon viaggio
het vervolg van je tocht al zal ik Nelson wel missen. Met zo een mooie vertelstijl wordt je volgende boek zeker een knaller. Ciao.
PS : wat een leuk artikel in die Franse krant, toch een beetje beroemd geworden daar ;-)
eigenlijk is Nelson toch een slimme ezel; hij dacht: "trop is teveel"....hij had heimwee; mijn thuis, mijn familie, mijn weide enz.
Als je voor het vervolg van je tocht evenveel lieve mensen tegenkomt, wordt dat een schitterend verhaal. Ik ben benieuwd.
Veel succes
monique toelen
Ik heb met veel plezier je reisavontuur met Nelson gelezen. Spijtig dat hij u nu in de steek laat. Ik wens u nog een zeer geslaagde tocht verder. Zeer moedig vind ik maar ook wel Iets waar je nog jaren van kan nagenieten.
ik kijk alle dagen heel curieus naar je avonturen . Geweldige en aparte ervaringen en mooie verhalen vind ik daar. Dat je kan schrijven, wisten we al, maar ik vind dat je alles goed heb aangepakt, leuke en uitdagende momenten met je kameraad met de lange oren en vele kuren hebt meegemaakt en kordate acties en beslissingen heb genomen.
Nu wens ik je nog een mooie en vlotte trek en veel boeiende contacten onderweg. We lezen het nog wel.
Lutgard