DAG 36: BRIENNE-LE-CHATEAU – BAR-SUR-AUBE : De Romeinse heirbaan voert Milanezen aan
27 juli 2020 - Bar-sur-Aube, Frankrijk
Wegens het gebrek aan slaapplaatsen op de normale etappe, moet ik een alternatieve, maar niettemin interessante route nemen. Eerst een stukje langs de D396, redelijk rustig, maar toch gevaarlijk met alle passerende vrachtwagens als je langs de rand stapt. Daarom wandel ik parallel met de route over de pas geoogste graanvelden.
Hier geen monumenten en gedenkplaten voor W0 I, maar voor de veldslagen van Napoleon in 1814.
Na een vijftal kilometer kan ik een rustigere weg nemen: de meer dan twintig eeuwen oude Romeinse heirbaan tussen Boulogne en Lyon.
De Romeinse heirbaan, nu een “strada bianca”
Meteen word ik qua navigatie ook naar de tijd van de Romeinen terug gekatapulteerd: geen gps meer. Gelukkig is het hier geen moeras of bos en vind ik makkelijk de weg naar Juvenzé, waar ik bij gebrek aan een “dorpsbank” op het kerkhof mijn snackpauze houd. Met koel water uit de kerkhofkraan :)
De rest van de dag zal ik de vallei van de Aube-rivier volgen.
’s Middags leg ik me op een berm langs een korenveld dat de boer al aan’t ploegen is om er binnenkort wintergraan op te zaaien. Het is bloedheet (zo’n 35°). Na mijn eten val ik als een blok in slaap in de schaduw van de acacia-kruin boven mij.
Het “Canal d’Amenée”, een kweekvijver voor algen en waterplanten
Ik bereik Dolencourt, waar zich twee "horeca-zaken" bevinden: die van Nigloland (een pretpark) en een luxe-hotel-restaurant aan een oude watermolen. Me op de achtbaan gaan amuseren is geen optie, dus stap ik vuil en bezweet het chique restaurant binnen. Desondanks word ik er vriendelijk ontvangen. Mijn Scheppes-tonic kost wel 4 euro, maar dat heb ik er voor over om even te bekomen in een lederen zetel van de lounge. Er ligt een toeristische brochure van de streek, waarin ook Clairvaux aangeprezen wordt. De naam had me al bekend in de oren geklonken toen ik gisteren mijn route uitstippelde, maar pas nu valt mijn frank: in Clairvaux bevindt zich de vermaarde Abdij gesticht door St. Bernard in de 12° eeuw, waar de hertogen van Bourgondïe begraven lagen. Bart Van Loo schrijft in zijn schitterende boek “De Bourgondiërs” dat je die abdij absoluut eens moet bezoeken. Ok, we zijn flexibel en passen ons reisplan nogmaals aan.
Rond vier uur kom ik aan in Bar-sur-Aube waar ik in het parochiaal centrum een kamer gereserveerd heb. Père Sébastien, een priester afkomstig uit Togo die hier sinds vorig jaar werkt, ontvangt me hartelijk. Ik verwacht zo vlug mogelijk te douchen en te rusten, maar dat is buiten de vrouwelijke vrijwilligers-staff van Père Sébastien gerekend. Madame Daniëlle zwaait de plak op het secretariaat.
“Eerst en vooral meneer, zet uw mondmasker op,” snauwt ze me toe terwijl ik op veilige afstand in de gang sta. Père Sébastien had geen masker op, daarom dacht ik dat het niet nodig was.
“Ik handel eerst dit telefoongesprek af, blijf in de gang,” roept ze vervolgens. Daar sta ik met mijn zware rugzak bijna een kwartier te wachten terwijl madame Daniëlle een Italiaanse vrouw aan de telefoon op de rooster legt en alle geplogenheden om hier te mogen logeren punt per punt uitlegt.
Ondertussen haast Père Sébastien zich van zijn bureau naar de “salle des conférences” terwijl een schoonmaakster hem toeblaft dat hij niet over de pas gedweilde vloer mag lopen. De arme man vertelt me dat hij niet alleen de zielenherder van dit stadje is, maar ook nog eens missen, begrafenissen en trouwpartijen van 5 andere parochies op zich moet nemen.
Le père Sébastien Madame Daniëlle heeft gedaan aan de telefoon en roept me binnen. Ze wil me ook de hele lijst van verplichtingen en reglementen opdreunen, maar ik zeg dat ik het allemaal al aan de telefoon gehoord heb.
Ze bekijkt me vies en neemt een dikke cahier uit de archiefkast. Daar noteert ze al mijn gegevens in: naam, adres, geboorteplaats en -datum en... belangrijk: het motief van mijn “pelgrimstocht”.
“Cultureel en historisch,” antwoord ik, waarop haar mond nog schever trekt. Ze had blijkbaar verwacht dat ik "religieuze motieven" ging antwoorden.
Ze belt nu Madame Josette, die me naar mijn slaapplaats een paar straten verder zal begeleiden.
Tien minuten later komt een frêle dame van een jaar of 65 me met de fiets ophalen.
“Laat die meneer maar achterop zitten,” grapt Père Sébastien nog. Josette kan er hartelijk om lachen en blijkt heel wat vriendelijker dan haar collega Daniëlle. Maar aan de kerkelijke bureaucratie ontsnap ik ook met haar niet. In het “opvangcentrum voor pelgrims” aangekomen haalt ook zij een dik schrift boven en worden al mijn gegevens nogmaals ingeboekt. Zo ben ik zeker dat historici binnen een paar eeuwen nog kunnen bewijzen dat in het rampjaar 2020 een weinig bekende Vlaamse schrijver inBar-sur-Aube halt hield…
Ik wandel wat rond in dit stadje dat zo’n vijftig jaar geleden nog heel charmant moet geweest zijn, maar nu in totaal verval is. De helft van de huizen staat leeg en valt in duigen.Overal groeit hoog onkruid tussen de straatstenen en als je niet oppast, glijd je uit over honden- en vogelpoep.
Van ver ziet het er nog mooi uit.
Een houten afdak voor de ingang van de kerk om de bezoekers tegen de regen te beschermen, van in de tijd dat ze hier nog geld hadden
Het enige restaurant dat open is, heet, toepasselijk als een tang op een varken hier in de vallei van de Aube: “Le Montagnard”. Je kan er kaasfondue en andere bergschotels eten. Ideaal op deze tropische dag… Gelukkig serveren ze ook forel met morilles en een glas champagne kost maar 4 euro, zodat ik toch nog goed aan mijn trekken kom.
Terug in de overnachtingsplaats voor pelgrims maak ik kennis met Angelia en Francesco uit Milaan die net als ik vanuit Calais vertrokken zijn en de Francigena volgen. Alleen hebben ze vanaf Reims de Romeinse heirbaan gevolgd waarvan ik vandaag een stuk gedaan heb. Francesco, die ik vanaf nu Francesco II zal noemen om hem niet te verwarren met de fietser uit Ravenna, toont me de foto’s van een gruwelijke open blaar op zijn hiel. Die viel hem te beurt toen hij de eerste twee dagen van zijn tocht (begin juli) twee dagen in de gietende regen liep van Calais naar Guînes.
Ook Angelia is er niet goed aan toe: haar heup doet zo’n pijn dat ze nog nauwelijks kan stappen. Morgen neemt ze van hier de trein naar Parijs om terug naar Milaan te vliegen.
Door het overvloedig zweten ziet mijn t-shirt er uit als de lijkwade van Turijn : je kan de afdruk van mijn rugzak perfect zien.
De cijfers van de dag:
- afgelegde dagtrip: 24,5 km.
- reistijd: 04 u. 55 min
- gemiddelde snelheid: 4,9 km/u.
Muziekje van de dag:
“Black superman” Johnny Wakelin , 1975
Na die paar serieuze nummers van afgelopen dagen, tijd voor iets vrolijks. Dus, ter ere van Père Sébastien, de "black superman" van Bar- s/Aube, dit muziekje in Afrikaanse reggae-stijl. Het gaat weliswaar over een andere black superman (Mohammed Ali), maar toch...
Johnny Wakelin zullen jullie waarschijnlijk wel kennen van “In Zaire”…
Link:
Kristine gaf me de site van je blog door en nu volg ik met veel plezier en interesse je stapavontuur. Echt leuk om te lezen : al de perikelen met Nelson, alle mensen die je onderweg ontmoet, je mooie foto's en als afsluiter een aangepast muziekje. Nog veel succes en stapplezier.
Jammer dat Troyes een beetje ver uit de richting was, zal ik bij een volgende gelegenheid eens bezoeken.
Ik ga morgen naar Langres en wil in het parochie-centrum slapen. Ben benieuwd of het er nog steeds zo is...
Ze hebben me hier goed ontvangen, maar de bedden zijn inderdaad Spartaans. Niet dat ik daar last van heb, ik hou van een harde matras.